Josien van der Werf

V/H RESTAURATIEATELIER OUDEDELFT

Magistraten portretten Museum Maassluis

Drie 17de eeuwse groepportretten geschilderd door Gillis Gillisz. De Bergh (c. 1600-1669) werden in 2017 gerestaureerd. Deze magistraat portretten hingen oorspronkelijk in het Raadhuis van Maassluis en nu in de burgerzaal van het Stadhuis.

Kunsthistorica Aagje Goslinga deed onderzoek naar de schilderijen; “Op het College der wet is een papier te zien met een lijst geeft de afgebeelde personen weer in de orde van hun belang: eerst de schout, dan de burgemeesters, de schepenen en tenslotte de secretaris. Samen vormden zij het dorpsbestuur van Maassluis. Zij waren ondergebracht in drie colleges: het college van schout en burgemeesters, het college van schout en schepenen en het college der wet (schout, burgemeesters, schepenen en secretaris samen). Hieruit blijkt al dat de schout – als voorzitter van de drie colleges – de meest invloedrijke ambtenaar onder hen was. Hij was daarnaast ook hoofd van de brandmannen en weesmeesters, en verantwoordelijk voor civiele zaken. De schout en de burgemeesters werden telkens voor een periode van twee jaar benoemd door de baljuw van Delfland. Het was de schout die kandidaten voor burgemeesters zowel als schepenen voordroeg.   

De burgemeesters waren belast met het beheren van de dorpsmiddelen (kas en belastingen) en -rekening, het uitvaardigen en naleven van de keuren en het vertegenwoordigen van de belangen van Maassluis. Zij stelden de andere ambtenaren – waaronder de nachtwakers, kamerbewaarders en vroedvrouw – aan en hadden een eigen bode. De schepenen waren belast met de civiele rechtspraak. In tegenstelling tot de schout en burgemeesters werden zij benoemd door de ambachtsheer of -vrouwe van Maassluis.  Die was daarbij wel gebonden aan een voordracht, waarbij er gekozen werd uit een dubbel aantal personen. In 1646 was de ambachtsheer van Maasland de minderjarige Otto van Zevender (ca. 1638-ca. 1671), na het overlijden van zijn vader Jacob Frederik van Zevender (1610-1639). Zijn zaken werden tot 1659 waargenomen door voogden, waaronder ridder Dirck Meerman. Uit 1646 is in het archief van Maasluis geen benoeming van schepenen bewaard gebleven. Die zijn er wel uit de jaren 1628-1633, waaruit blijkt dat Pieter Pietersz. Bisschop al eerder werd voorgedragen als schepen in 1632. De toenmalige ambachtsvrouwe Besten van Brienen bevestigde zijn benoeming. De brief die de derde man vooraan op het schilderij vasthoudt zou weleens zo’n aanstellingsbrief van de schepenen kunnen zijn.


sommige raadslieden zaten zowel in 1646 als in 1664/1665 in het college